De leerkracht
Beste leerkracht
Nogmaals welkom op deze webquest over de instructie. De jongeren maken een instructie omtrent het thema peer pressure of groepsdruk. Dit thema heb ik gekozen omdat op de dag van vandaag heel wat jongeren nog steeds de gevolgen van negatieve groepsdruk ondervinden en vaak niet weten hoe ze hiermee moeten omgaan. De gevolgen kunnen echter klein zijn en over onschuldige zaken gaan zoals eens een sigaretje meeroken of een pintje meer drinken. Dit normaal pubergedrag kunnen we als leerkracht niet vermijden, maar we kunnen hen bijsturen in hun vaardigheden om assertiever te kunnen optreden. Aan de hand van de aangeboden bronnen leren de leerlingen belangrijke informatie verwerven en verwerken in verband met assertiviteit.
Leerplandoelen

13 De leerlingen kunnen de volgende teksten schrijven (ET 23, 24, 25, 26): digitaal / op papier
Verwerkings- niveau
Publiek |
Kopiërend |
Beschrijvend |
Structurerend |
Beoordelend |
|
|
|
|
|
onbekende leeftijdgenoten
|
|
|
teksten zoals instructies
|
|
ONDERSTEUNENDE ATTITUDES, VAARDIGHEDEN, STRATEGIEËN, INZICHTEN, KENNIS
14 De leerlingen zijn bereid om (ET29*):
– te schrijven;
– schriftelijk informatie te verstrekken;
– te reflecteren op hun eigen schrijfproces en op inhoud en vorm van hun schrijfproduct en dat van
anderen;
– taal, indeling, spelling, handschrift en lay-out te verzorgen.
15 Met de leerlingen wordt inzake creatief-expressief schrijven ook het volgende nagestreefd:
– het overwinnen van schrijfremmingen;
– bij het schrijven: engagement, spontaneïteit en taal- en vormverzorging.
16 De leerlingen kunnen:
– schrijftechnisch:
op woordniveau: de woordenschat verzorgen;
op zinsniveau: goede Nederlandse zinnen bouwen;
wat spelling betreft:
– een correcte spelling nastreven door de juiste spellingattitude en zo nodig het gebruik van
hulpmiddelen (bv. woordenboek, Groene Boekje);
– strategisch bij het schrijven de OVUR-strategie toepassen (ET 27, 28):
het doelpubliek beschrijven (o);
een schrijfstrategie kiezen naargelang van schrijfdoel en tekstsoort en ze toepassen;
de eigen voorkennis inzetten (o, v, u, r);
gericht en efficiënt informatie zoeken, ordenen en verwerken (v);
waar nodig hulpmiddelen inschakelen (bv. woordenboek, spellingcorrectie, schrijfkaders,
briefmodellen …) (v);
reflecteren op de eigen schrijftaak en die van anderen: zowel op het resultaat (= product) als
op de aanpak (= proces) (r) (zie ook attitudes).
VOET-en
(kritisch denken) | ||
11 | De leerlingen kunnen gegevens, handelwijzen en redeneringen ter discussie stellen a.d.h. van relevante criteria; |
|
12 | De leerlingen zijn bekwaam om alternatieven af te wegen en een bewuste keuze te maken; |
|
13 | De leerlingen kunnen onderwerpen benaderen vanuit verschillende invalshoeken; |
(verantwoordelijkheid) | ||
20 | nemen verantwoordelijkheid op voor het eigen handelen, in relaties met anderen en in de samenleving; |
6 | De leerlingen uiten onbevangen en constructief hun wensen en gevoelens binnen relaties en stellen en aanvaarden hierin grenzen; |
8 | De leerlingen doorprikken vooroordelen, stereotypering, ongepaste beïnvloeding en machtsmisbruik; |